Sony TA-VE910 Stereo Amplifier User Manual


 
22
NL
Geluidsbijregeling
Instellen van de klankkleur-parameters
Met deze parameters stelt u de klankkleur (weergave
van de lage en hoge tonen) van de voor-, midden- en
achterluidsprekers in tot het geluid naar wens klinkt.
De onderstaande instellingen gelden tegelijk voor alle
klankbeelden.
1 Geef een geluidsbron weer en druk dan enkele
malen achtereen op de DPC MODE toets tot de
EQ indikator oplicht.
2 Gebruik de digitale signaalverwerkingstoetsen
(
/ ) om in te stellen op de parameter die u
wilt bijregelen en maak de gewenste instelling
met de andere twee regeltoetsen (
/ ).
Na het kiezen van de parameter kunt u de BAND
toets van de afstandsbediening gebruiken voor het
omschakelen tussen “BASS” en “TREBLE”.
3 Herhaal stap 2 naar vereist.
z U kunt de klankkleur-instellingen tijdelijk
uitschakelen zonder deze te annuleren Z
Druk op de EQ/TONE toets van de afstandsbediening.
Opmerking
Bij het instellen van de parameters is het mogelijk dat u
stoorgeluiden (ruis) hoort.
U wilt instellen
Kies
Instellen tussen
Lagetonenniveau van de
voorluidsprekers
F: BASS
–10.0dB en +10.0dB
(in stapjes van 0,5 dB)
Lagetonenfrekwentie van
de voorluidsprekers
F: BASS
99Hz en 992Hz
(in 21 stapjes)
Hogetonenniveau van de
voorluidsprekers
F: TREBLE
–10.0dB en +10.0dB
(in stapjes van 0,5 dB)
Hogetonenfrekwentie van
de voorluidsprekers
F: TREBLE
1.0kHz en 8.6kHz
(in 21 stapjes)
Lagetonenniveau van de
middenluidspreker
C: BASS
–10.0dB en +10.0dB
(in stapjes van 0,5 dB)
Lagetonenfrekwentie van
de middenluidspreker
C: BASS
99Hz en 992Hz
(in 21 stapjes)
Hogetonenniveau van de
middenluidspreker
C: TREBLE
–10.0dB en +10.0dB
(in stapjes van 0,5 dB)
Hogetonenfrekwentie van
de middenluidspreker
C: TREBLE
1.0kHz en 8.6kHz
(in 21 stapjes)
Lagetonenniveau van de
achterluidsprekers
R: BASS
–10.0dB en +10.0dB
(in stapjes van 0,5 dB)
Lagetonenfrekwentie van
de achterluidsprekers
R: BASS
99Hz en 992Hz
(in 21 stapjes)
Hogetonenniveau van
de achterluidsprekers
R: TREBLE
–10.0dB en +10.0dB
(in stapjes van 0,5 dB)
Hogetonenfrekwentie
van de
achterluidsprekers
R: TREBLE
1.0kHz en 8.6kHz
(in 21 stapjes)
Instellen van de akoestiek-parameters en
de effekt-intensiteit parameter
Stel deze parameters in overeenkomstig de diverse
aspekten van uw luisterruimte en uw luisterplaats. Zie
de tabel op blz. 21 voor de parameters die u bij ieder
klankbeeld kunt bijregelen.
1 Druk enkele malen achtereen op de DPC MODE
toets totdat de SUR indikator oplicht.
2 Gebruik de digitale signaalverwerkingstoetsen
(
/ ) om in te stellen op de parameter die u
wilt bijregelen en maak de gewenste instelling
met de andere twee regeltoetsen ( / ).
U wilt instellen Kies Instellen tussen
De “nadruk” van
het klankbeeld.
1)
EFFECT keuze uit 21 niveaus
De weerkaatsing
van de hoge
frekwenties, om
zo het sonische
karakter van de
luisterruimte te
veranderen.
WALL S (zachte
wandbekleding) en
H (harde
wandbekleding) (in
17 stapjes)
Uw luisterpositie
(voor/achter), om
zo de akoestiek
van de gekozen
positie te
simuleren.
SEAT F (voor) en R (achter)
(in 17 stapjes)
Uw luisterpositie
(links/rechts), om
zo de akoestiek
van de gekozen
positie te
simuleren.
SEAT L (links) en R (rechts)
(in 17 stapjes)
De tijdsduur dat
een nagalm blijft
klinken tot dez
–60 dB zwakker is
dan het
oorspronkelijke
direkte geluid.
REVERB S (kort) en L (lang)
(in 17 stapjes)
Verzwakking van
het niveau van
het LFE (low
frequency
extension)
lagetonen-kanaal,
dat wordt
weergegeven via
de lagetonen-
luidspreker.
2)
LFE MIX
MUTE, –20.0dB en
0dB (in stapjes van
0,5 dB)
Compressie van
het dynamisch
bereik van het
geluidsspoor
D.RANGE
COMP
OFF, 0.1 en 0.9, STD,
MAX
3)
1) Als het KARAOKE klankbeeld is gekozen, stelt deze
parameter de “nadruk” van de zang in. Hoe hoger
de instelling, hoe minder dominant het zanggeluid
is.