Rotel RC-1580 Stereo Amplifier User Manual


 
39
Nederlands
dan moet u uw eindversterker(s) uitzetten. Wanneer u echter een
hoofdtelefoon inplugt valt het 12V trigger-signaal van trigger-uitgang 1
weg. (Het signaal van trigger-uitgang 2 blijft gewoon staan.) Dus als u
uw systeem zo heeft geconfigureerd dat de eindversterker aangesloten
op de RC-1580 wordt aangeschakeld via trigger-uitgang 1, wordt de
eindversterker automatisch uitgezet zodra u een hoofdtelefoon inplugt.
De ingang voor draagbare audioapparaten
-
Op de voorkant is de RC-1580 voorzien van een 3.5mm stereo mini-
jackingang, deze is bedoeld om een draagbare muziekweergever
op aan te sluiten. U kiest deze ingang door op de toets “AUX 3” te
drukken.
Iedere draagbare cassette-, of cd-speler of speler met een harde
schijf kan op deze ingang worden aangesloten. Als een dergelijk
weergaveapparaat op de RC-1580 wordt aangesloten vanaf zijn
hoofdtelefoonuitgang, weet dan, dat u moet manipuleren met
zijn sterkteregelaar om geluid te kunnen produceren. Als bij een
gemiddelde stand van de volumeregelaar van de RC-1580 het
geluid hard of vervormd klinkt, draai dan de volumeregelaar van
de speler wat terug. Is het geluid aan de zachte kant draai zijn
volumeregelaar dan wat op. Handel in ieder geval voorzichtig met de
geluidssterkteregelaar van de speler.
EXTRA INFORMATIE: Als u gebruik maakt van deze ingang,
wordt de ingang AUX 3 op de achterkant automatisch ontkoppeld.
Verwijdert u de plug aan de voorkant dat wordt ingang AUX 3 weer
geactiveerd.
De bedieningsorganen
De volumeregelaar
7C
De “VOLUME” regelaar
7
regelt het volume van beide kanalen
tegelijk: rechtsom vermeerdert en linksom vermindert het volume. Op
de RR-AT97 drukt op de + toets
C
van de toetsen “VOLUME” om het
niveau te verhogen en op de – toets
C
om het niveau te verlagen.
Destiltetoets“MUTE”
E
alleen op de afstandsbediening
Druk eenmaal op de toets “MUTE” (E) om uw installatie het zwijgen
op te leggen. De knipperende indicator in de volumeregelaar wijst
op deze staat. Druk nogmaals op deze toets om het afspelen op de
oorspronkelijk ingestelde geluidssterkte weer te hervatten.
EXTRA INFORMATIE: Ook het gebruik van de geluidssterktetoetsen
van de afstandsbediening beëindigt de stiltefunctie.
De balansregelaar
6
Met de balansregelaar regelt u de relatieve geluidssterkte van
de beide kanalen. Als alles goed is, staat deze draaiknop in
de middenstand. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het
evenwicht van het geluidsbeeld niet optimaal is en voor dergelijke
omstandigheden kan het nodig zijn de balans wat te verleggen. Naar
rechts draaien van de knop “BALANCE”
6
laat het geluidsbeeld
naar rechts verschuiven en naar links draaien verschuift het
geluidsbeeld naar links.
De aan/uitschakelaar van de toonregeling
4
Wanneer de schakelaar “TONE”
4
in de uitpositie staat (niet
ingedrukt), is het gehele toonregelingscircuit uitgeschakeld. Dit is de
meest pure vorm van muziekweergave. Laat, als u de toonregeling
niet nodig heeft deze functie dus uit staan. Wenst u de toonregeling te
gebruiken, druk dan eerst deze toets in.
De lage- en hogetonenregeling
3
Wanneer u de schakelaar “TONE”
4
heeft ingedrukt kunt u
de toonbalans beïnvloeden middels de draaiknopjes “BASS” en
“TREBLE”. Naar rechts draaien vermeerdert het lage- respectievelijke
hogetonenaandeel van het geluidsspectrum en naar links draaien
vermindert hun aandeel.
Een goed ingerichte kwaliteitsaudioinstallatie produceert zijn meest
natuurlijke klankweergave zonder, of met zeer geringe gebruikmaking
van de toonregelcircuits. Wees vooral voorzichtig met het opdraaien
van de toonregelingen. Door het opdraaien gaat u het lage- c.q.
hogetonen aandeel versterken, wat een hogere belasting voor zowel
uw versterker als uw luidsprekers betekent.
Deluistertoetsen“LISTENING”
8B
Druk op één van deze toetsen om een ingang te kiezen waarvan het
signaal naar de eindversterker moet worden gestuurd, oftewel de bron
naar welke u wenst te gaan luisteren.
De opname keuzetoetsen
9D
Met het indrukken van een opname keuzetoets (“RECORDING”)
bepaalt u van welke ingang het signaal naar de opname-uitgang
moet worden gestuurd. Oftewel simpel gesteld: de bron waarvan
u opneemt. Een indicator boven de toets toont van welke bron u
opneemt. Wanneer u niet aan het opnemen bent is het beter de
opname keuzetoets uit (“OFF”) te zetten. Zo voorkomt u dat het
opnamecircuit eventueel de kwaliteit van u luidsprekerweergave kan
beïnvloeden.
Doordat de luister- en opnamefuncties gescheiden zijn, heeft u een
bijzondere extra mogelijkheid: u kunt van een andere bron opnemen
dan naar welke u luistert. Voorbeeld: genieten van uw nieuwste cd
terwijl u een radioprogramma opneemt. Van de reeks LISTENING
drukt u dan op “CD” en van de reeks RECORDING drukt u op
“TUNER”.
Bent u nog in het trotse bezit van een driekoppen-cassettedeck of
-taperecorder of zelfs een DAT-recorder met nabandfaciliteiten, dan
bent u instaat uw opname te beluisteren tijdens het opnemen, door
van de LISTENING toetsen “TAPE 1” in te drukken.
EXTRA INFORMATIE: De toets “TAPE 2” hebben we een
doorlusfunctie gegeven voor het aansluiten van een processor.
Zie voor verdere informatie hierover de paragraaf “De
theaterthuisinstelling” op de vorige pagina.