! De instellingen zijn gebaseerd op het FM-
volumeniveau, dat u niet kunt wijzigen.
! Het MW/LW-volumeniveau kan ook met de
functie SLA worden aangepast.
1 Vergelijk het volumeniveau van de sig-
naalbron die u wilt aanpassen met het FM-
volumeniveau.
2 Druk op AUDIO en selecteer SLA.
3 Druk op a of b om het volume van de
signaalbron aan te passen.
U kunt het volume van de signaalbron verho-
gen of verlagen tussen de waarden SLA +4 en
SLA –4. De waarde wordt op het display ge-
toond.
# Druk op BAND om terug te keren naar het
normale display.
Overige functies
De begininstellingen aanpassen
Uitgaande van de begininstellingen van het
systeem kunt u verschillende instellingen aan
uw wensen aanpassen.
1 Houd SOURCE ingedrukt tot het toestel
uit gaat.
2 Houd SOURCE ingedrukt tot de functie-
naam op het display verschijnt.
3 Druk op FUNCTION en selecteer een
van de begininstellingen.
Druk meerdere keren op FUNCTION om één
van de volgende instellingen te selecteren:
FM (FM-afstemstap)—A-PI (automatische PI-
zoekfunctie)—AUX (externe ingang)—SAVE
(energiezuinige modus)
Volg onderstaande instructies om deze instel-
lingen aan te passen.
# Druk op BAND om het aanpassen van begin-
instellingen te annuleren.
# U kunt de begininstellingen ook annuleren
door SOURCE ingedrukt te houden tot het appa-
raat uit gaat.
De FM-afstemstap instellen
Standaard wordt er bij automatisch afstem-
men een FM-afstemstap van 50 kHz gebruikt.
Als de functie AF of TA is ingeschakeld, wordt
automatisch een afstemstap van 100 kHz ge-
bruikt. Maar soms verdient het aanbeveling
om de afstemstap op 50 kHz in te stellen als
AF is ingeschakeld.
! Bij handmatig afstemmen blijft de afstem-
stap 50 kHz.
1 Druk op FUNCTION en selecteer FM.
2 Druk op c of d en selecteer de FM-af-
stemstap.
Druk op c om 50 (50 kHz) te selecteren. Druk
op d om 100 (100 kHz) te selecteren.
De automatische PI-zoekfunctie
in- of uitschakelen
Het toestel kan automatisch zoeken naar een
andere zender met gelijkaardige program-
ma’s, ook bij het oproepen van voorkeuzezen-
ders.
1 Druk op FUNCTION en selecteer A-PI.
2 Druk op a of b om de automatische PI-
zoekfunctie aan of uit te zetten.
De externe ingang in- of
uitschakelen
Dit toestel kan gebruikt worden met externe
apparaten. Als er externe apparaten op dit toe-
stel zijn aangesloten, moet u de externe aan-
sluiting inschakelen.
1 Druk op FUNCTION en selecteer AUX.
2 Druk op a of b om de externe aanslui-
ting in of uit te schakelen.
Bediening van het toestel
Nl
86
Hoofdstuk
02