JVC TH-L1 Speaker User Manual


 
25
Bediening voor USB MEMORY
Voortzetten van de weergave
Als u de functie afspelen hervatten hebt ingesteld
op “ON” (zie bladzijde 31) en u op de volgende
manier stopt met afspelen, wordt vastgelegd tot
welke positie u bent gekomen. (
RESUME
verschijnt
in het afleesvenster.)
Het systeem uitschakelen(zie bladzijde 16)
Als u eenmaal op 7 drukt
Als u een andere bron selecteert (zie bladzijde 16)
Afspelen starten vanaf de vastgelegde positie
Druk op USB MEMORY 6 van de afstandsbediening of
op iPod/USB MEMORY CONTROL /8 van het centrale
eenheid.
Selecteer opnieuw
USB MEMORYals bron als u een
andere bron hebt geselecteerd.
Vastgelegde positie wissen
Druk opnieuw op 7.
De vastgelegde positie wordt tevens gewist wanneer u de
USB-opslagapparatuur ontkoppelt.
Inzoomen
7Tijdens afspelen of nadat u op Pauze hebt
gedrukt
1 Druk op ZOOM.
Telkens wanneer u deze procedure herhaalt,
verandert de vergroting.
2 Druk op 2/3/5/Y als u na het
inzoomen het ingezoomde gebied
wilt veranderen.
Terugkeren naar normaal afspelen
Druk herhaaldelijk op ZOOM om OFF te selecteren.
OPMERKING
Het aantal keren dat u kunt inzoomen is afhankelijk van het
type bestand.
Tijdens het afspelen van een JPEG-diavoorstelling kunt u
niet inzoomen. Druk in dat geval op
USB MEMORY 6 om
de diavoorstelling te onderbreken en zoom dan in.
Tijdens weergave werkt
2/3/5/Y mogelijk niet in stap 2.
VFP-instelling wijzigen
Met de VFP-functie (Video Fine Processor) kunt
u de beeldkwaliteit afstemmen op het type
programmering, de beeldtoon of uw
persoonlijke voorkeur.
7Tijdens het afspelen
1 Druk op VFP.
U ziet op de televisie de huidige VFP-instellingen.
2 Druk herhaald op 2/3 totdat u
de gewenste VFP-modus ziet.
• NORMAL: Meestal gebruikt u deze modus.
• CINEMA: Geschikt voor films.
Selecteer “NORMAL” of “CINEMA” en druk op VFP
om de instelling te voltooien.
• USER 1 en USER 2: U kunt instellingen wijzigen die
van invloed zijn op de beeldweergave.
Alleen wanneer u “USER 1” of “USER 2” in stap 2 heeft
uitgevoerd, moet u de volgende handeling uitvoeren;
3
Druk herhaald op
5
/
Y
totdat u de
instelling ziet die u wilt aanpassen.
Verander de waarden geleidelijk en controleer
vervolgens of de beeldweergave naar wens is.
• GAMMA: Regelt de helderheid van neutrale tinten,
zonder gevolgen voor de donkere of heldere gedeelten.
(–3 t/m +3).
• BRIGHTNESS: Regelt de schermhelderheid (–8 t/m +8).
• CONTRAST: Regelt het schermcontrast (–7 t/m +7).
• SATURATION: Regelt de kleurdiepte van het scherm
(–7 t/m +7).
• TINT: Regelt de schermtint (–7 t/m +7).
• SHARPNESS: Regelt de scherpte van het scherm (–8
t/m +8).
4 Druk op ENTER.
5 Druk op 5/Y om de instelling te
wijzigen.
6 Druk op ENTER.
U keert terug naar het venster met VFP-instellingen.
7
Herhaal de stappen 3 tot en met 6 om
andere instellingen aan te passen.
8 Druk op VFP.
OPMERKING
Indien het insteldisplay tijdens de procedure verdwijnt,
worden de tot op dan gemaakte instellingen vastgelegd.
Voorbeeld:
Voorbe eld :
Zie bladzijde 21 voor de locatie van de knoppen.
NL-TH-L1[B]-03body3.fm Page 25 Thursday, February 15, 2007 1:57 PM